Oceaan

Oceaan (door Oleg Massanchi)

1

De eenzame Zeehond klom voorbij de IJsberg, waarop een klein maar comfortabel platform was.

De Zeehond kroop weg van de gevaarlijke rand van het ijs en nestelde zich comfortabel aan de voet van een bijna verticale IJsberg, met een scherpe kegel die hoog naar boven reikte. De oceaan was volkomen kalm en de golven bereikten niet de plaats waar het zegel ging liggen om te rusten.

Na opgewarmd te zijn in de zon viel de Zeehond rustig in slaap en sliep tot de avond. Een zwak briesje blies over de oceaan. De Zeehond werd wakker, draaide zich om op zijn andere kant en begon naar de eindeloze waterafstand te kijken, ergens aan de horizon opgaand in de lucht.

‘Wat goed,’ dacht de Zeehond bij zichzelf. – Wat is het stil hier. Wat mooi en veilig.”

‘Dit is tijdelijk,’ zei de Iceberg, alsof hij zijn gedachten kon lezen. – We drijven ongemerkt naar het zuiden, waar er warme stromingen zijn en veel haaien.

– We zullen niet snel warme stromingen bereiken, – zei de Zeehond. – Totdat dat gebeurt, kan ik gaan liggen, rusten en genieten van de rust en schoonheid.

‘Nou, geniet ervan,’ ademde IJsberg rustig in en ging diep in zichzelf, in dat enorme deel ondergedompeld in water, die onzichtbaar en ontoegankelijk was en zich in de diepten van de oceaan bevond.

2

Al snel werd het donker. Toen de sterren verschenen, begon de Oceaan, als een spiegel, hun fonkeling op het oppervlak te reflecteren. Tegen de achtergrond van de zwarte lucht leek de IJsberg voor de Zeehond nog groter te zijn, het leek op een sneeuwwitte kolos, die torenhoog boven de Oceaan, onbeweeglijk en majestueus verrees tussen de eindeloze veelheid van glanzende werelden.

De Zeehond was zo geabsorbeerd en gefascineerd door deze aanblik dat hij niet eens merkte hoe hij weer in slaap viel.

Hij werd gewekt door het geluid van de opspattende golven die op de IJsberg beukten. Het werd licht. De sterren die de hele nacht zo fel hadden geschenen, verdwenen in een grijs waas die over de Oceaan hing. De golven waren klein, maar ze bedekten het hele oppervlak van de Oceaan tot aan de horizon, en het leek alsof de Oceaan kookte.

De Zeehond werd angstig. De wind blies in scherpe windstoten, scheurde het zoute schuim van de toppen van de golven en bespat het plateautje waarop hij lag. De Zeehond kroop weg van de rand en drukte stevig tegen de steile wand van de IJsberg.

‘Er komt een storm aan,’ zei Iceberg tegen de Zeehond. – De wind wordt sterker.

‘Ik begrijp het,’ antwoordde de Zeehond.

‘De golven stijgen,’ zei Iceberg opnieuw. ‘Over een paar uur zullen ze enorm zijn.

Beiden keken geschrokken toe hoe de Oceaan met de minuut somberder werd. De golven werden groter en hun impact werd zwaarder. Nu geen spetters meer, maar lange tongen schuimend water rolden over het ijsplateau, waarop de Zeehond zijn toevlucht zocht.

3

Tegen het middaguur bereikten de golven gigantische proporties en elk van hen, in aanvaring met de IJsberg, veroorzaakte een enorme klap. Maar de IJsberg leek onneembaar. En alleen de Zeehond, ineengedoken tegen de muur van de IJsberg, deinsde telkens terug voor deze slagen, nauwelijks een houvast op het platvorm.

De storm hield de hele dag, avond en nacht aan. De Zeehond was al zo gewend aan de eindeloze golfslag dat hij zelfs indommelde. Maar toen was er een vreselijke scheur. De Zeehond werd wakker en hief zijn hoofd op. Hij zag hoe een deel van het platform waarop hij lag losbrak van de IJsberg en in de diepten van de zee stortte.

Het terrein werd erg klein en smal, maar de Zeehond verliet het niet. Hij bleef vechten tegen de wind en de golven die hem voortdurend in de Oceaan probeerden te spoelen.

Tegen de ochtend werd alles stil.

4

De Zeehond lag uitgeput en gebroken op de rand van een kleine richel die de storm had overleefd.

‘Nu kun je verder zwemmen,’ zei de IJsberg tegen hem. “Niets bedreigt je meer.

De Oceaan leek moe en stil, en het was zelfs moeilijk voor te stellen hoe het een paar uur geleden was. De Zeehond draaide zijn hoofd en keek naar de IJsberg. Hij was verrukt van zijn schoonheid. IJsberg kwam voort uit de ijzige kou en het gevoel van eeuwigheid.

‘Ik heb me nog nooit zo veilig gevoeld,’ antwoordde de Zeehond zacht.

‘Dit is tijdelijk,’ herhaalde de IJsberg. ‘We drijven af ​​naar het zuiden.’

“Ik heb mijn hele leven in strijd en angst doorgebracht”, zei de Zeehond. “Op het land jaagden ijsberen op mij. In het water probeerden orka’s me op te eten. Ik ben het zat om constant voor mijn leven te vechten.

 ‘Ik zal je niet lang kunnen beschermen.’ vertelde hem de IJsberg “De stroming is sterk. Als ik weg ben, ben jij waar de grote witte haaien leven.’

De Zeehond richtte zijn blik op de Oceaan, die na de storm nog steeds somber was.

‘Mijn leven heeft geen zin’, zei hij onverwachts tegen zichzelf. – Beren, orka’s, haaien. Vandaag of morgen. Het is toch allemaal voorbij zijn.’

‘Dit is slechts een deel van de waarheid,’ antwoorde de IJsberg nauwelijks hoorbaar.

‘Dit is echt de waarheid,’ zuchtte de Zeehond bedroefd. – En het bestaat in het feit dat al het leven eindigt in de dood.’

“Er zijn dingen die we niet kunnen vermijden”, zei de IJsberg tegen hem.

5

De Zeehond staarde roerloos ergens in een onbekende verte, naar de plaats waar de lucht opging in de Oceaan.

‘Je zult me ​​niet begrijpen,’ zei de Zeehond. – Omdat je niet weet wat angst is.

De IJsberg was stil. De eerste zonnestralen braken door de wolken.

“Ik maakte ooit deel uit van een enorme gletsjer. Jaren, millennia gingen voorbij en de gletsjer gleed, onder invloed van zijn gewicht, in de Oceaan. De delen braken af ​​van één geheel en veranderden in ijsbergen. Ze zeilden weg, gegrepen door de wind en de stroming van de Oceaan. En toen kwam op een dag mijn beurt. Op een nacht, in volledige stilte, brak ik weg van de gletsjer en stortte ik in de Oceaan. Eerst viel ik in een zwarte afgrond, maar toen kwam ik plotseling boven, draaide me om en ging op reis. De hele tijd bewoog ik naar het zuiden, richting de evenaar, waar de stroming me meevoerde. In het begin merkte ik niets en het leek me dat het altijd zo zou zijn, ik zou gewoon over de zeeën en oceanen reizen. Maar na een tijdje merkte ik ineens dat mijn maat begon af te nemen. En toen realiseerde ik me dat heel snel alles voorbij zou zijn: de zon en het warme water van de Oceaan zouden hun werk doen en ik zou smelten, oplossen in de Oceaan. Ik realiseerde me dat dit onvermijdelijk was.

De IJsberg viel stil.

– Begreep je dat er geen zin is in je leven? – vroeg de Zeehond.

– Mijn leven is slechts een deel van de Waarheid.

– En wat is het andere deel van de Waarheid?

– In wat er aan het zicht onttrokken is.

– Of in het feit dat je er dan niet meer zult zijn?

De IJsberg antwoordde niet meteen.

‘Ik zal er zijn,’ zei hij. ‘Maar ik zal deel uitmaken van de Oceaan. Net zoals ik ooit een deel van de gletsjer was.’

6

De Zeehond zei hier niets op. Hij zweeg een hele tijd en keek toen om zich heen. Het wateroppervlak was schoon en niets verraadde gevaar.

– Ik wil dat je op een dag ziet wat aan het zicht onttrokken is.

De Zeehond kroop naar de uiterste rand van het platform waarop hij lag en stopte.

Hij dacht even na, keek nog een keer om zich heen, zette zich toen af ​​met zijn voorvinnen en gleed kopje onder in het water.

Eenmaal in het water keek hij uit gewoonte om zich heen, waarna hij weer naar boven kwam, weer lucht inademde en weer onder water dook.

Wat hij zag schokte hem. Het water was absoluut schoon. De zonnestralen drongen tot grote diepten door.

Een ongelooflijke aanblik opende zich voor de ogen van de Zeehond. De onderwaterwand van de IJsberg was helderblauw en transparant. Ze glinsterde en straalde als een enorm magisch kristal.

De Zeehond zonk dieper en dieper, maar het onderwatergedeelte van de IJsberg was eindeloos. Op grote diepte werd het merkbaar donkerder, van helderblauw naar donkerblauw, maar het bleef hetzelfde transparant en sprankelend door de stralen die door de waterkolom drongen.

De Zeehond was gebiologeerd door wat hij zag en het leek hem alsof hij in een andere, onbekende wereld was, een wereld van volmaakte zuiverheid en stilte. Het deel van de IJsberg, dat als een sneeuwwitte ijsberg boven de oceaan uitstak, was totaal anders dan het deel dat onder water lag en daar scheen, onzichtbaar blijvend, als een fabelachtige diamant, waarvan de afmetingen gewoon ongelooflijk waren in vergelijking met het bovenwater zichtbare deel.

7

Toen de lucht begon op te raken, leunde de Zeehond tegen de koude en gladde wand van de IJsberg en begon omhoog te klimmen, zonder de onderste rand van het ijseiland te bereiken.

Nadat hij naar de oppervlakte was gekomen, kwam de Zeehond een beetje op adem en klom opnieuw op een kleine richel in de vorm van een overkapping, waarop hij de storm overleefde.

De IJsberg was stil. Het duurde even voordat de Zeehond heel zachtjes zei:

– Je onzichtbare deel is onvergelijkbaar in grootte en schoonheid met wat zich aan de oppervlakte bevindt. En het is totaal anders dan wat zich boven water bevindt.

‘Het is gewoon een onzichtbaar deel van de Waarheid,’ zei de IJsberg. “En het is net zo anders dan wat we wel kunnen zien.’

‘Ik ben … met de stomheid geslagen,’ zei de Zeehond tegen hem.

– Er is inderdaad geen zin in je leven als je het als een afzonderlijke en niet-gerelateerde gebeurtenis beschouwt. Als je denkt dat het toevallig is ontstaan, vanzelf ergens tussen de rotsachtige afzettingen van de Aleoeten eilanden, en dan ook per ongeluk is afgebroken in de mond van een grote witte haai bij  Kaap van de Goede Hoop.

De Zeehond keek bedroefd naar de IJsberg, die plotseling roze en op de een of andere manier onwerkelijk werd in de stralen van de ondergaande zon, en zei hier niets op.

– Maar als je bedenkt dat je een zichtbare, uiterlijke deel van het Leven bent, dat ook een onzichtbare, onbegrijpelijke deel heeft, dat niet vergelijkbaar is in omvang en diepte met het uiterlijke, dan krijgt alles betekenis.

– En wat is het? – vroeg de Zeehond.

Maar de IJsberg zei niets.

De Zeehond dacht diep na. Hij zag de schemering dieper worden over de Oceaan. Toen de lucht oplichtte met ontelbare sterren, viel hij in slaap zonder te bewegen.

De Oceaan bewaakte zijn slaap en rust.

 олег массанчи

                                                                                               11.03.2021

===========================================================

Океан

1

Одинокий Тюлень взобрался на проплывавший мимо Айсберг, на котором была небольшая, но удобная площадка.

Тюлень отполз подальше от опасной кромки льда и удобно расположился у подножия почти вертикальной ледяной горы, острым конусом уходящей высоко вверх. Над Океаном стоял полный штиль и волны не достигали того места, где прилег отдохнуть Тюлень.

Пригревшись на солнышке, Тюлень незаметно уснул и проспал до самого вечера. Над океаном потянул слабый ветерок. Тюлень проснулся, перевернулся на другой бок и стал смотреть на бесконечную водную даль, сливавшуюся где-то у горизонта с небом.

«Как хорошо, – подумал про себя Тюлень. – Как тихо вокруг. Как красиво и безопасно».

– Это временно, – словно прочитав его мысли, сказал Айсберг. – Мы незаметно дрейфуем на юг, где проходят теплые течения и много акул.

– Мы достигнем теплых течений не скоро, – ответил ему Тюлень. – А пока это не случилось, я могу лежать, отдыхать и наслаждаться покоем и красотой.

– Что ж, наслаждайся, – тихо выдохнул Айсберг и ушел глубоко в себя, в ту огромную, погруженную в воду часть, которая была невидимой, недоступной, и находилась в глубинах Океана.

2

Вскоре стемнело. Когда появились звезды, Океан, словно зеркало, стал отражать их мерцание на своей поверхности. На фоне черного неба Айсберг казался Тюленю еще более огромным, он выглядел белоснежным колоссом, возвышавшимся над Океаном, стоявшим неподвижно и величественно среди бесконечного множества сияющих миров.

Тюлень был так поглощен и заворожен этим зрелищем, что даже не заметил, как снова заснул.

Проснулся он от звука шлепающих волн, набегавших на Айсберг. Светало. Звезды, так ярко светившие всю ночь, исчезли в серой дымке, повисшей над Океаном. Волны были небольшими, но они покрывали всю поверхность Океана до самого горизонта и казалось, что Океан закипает.

Тюленю стало тревожно. Ветер налетал резкими порывами, срывая соленую пену с гребешков волн и обдавая брызгами площадку, на которой он лежал. Тюлень отполз от края площадки подальше и плотно прижался к отвесной стене Айсберга.

– Надвигается буря, – сказал Айсберг Тюленю. – Ветер усиливается.

– Я вижу, – ответил ему Тюлень.

– Волны растут, – снова сказал Айсберг. – Через несколько часов они станут огромными.

Оба с тревогой наблюдали за Океаном, который становился с каждой минутой мрачнее. Волны становились все больше, а их удары все тяжелее. Теперь уже не брызги, а длинные языки пенящейся воды перекатывались через ледяную площадку, на которой укрылся Тюлень.

3

К полудню волны достигли гигантских размеров и каждая из них, сталкиваясь с Айсбергом, наносила удар огромной силы. Но Айсберг казался неприступным. И только Тюлень, прижавшийся к стене Айсберга, всякий раз вздрагивал от этих ударов, едва удерживаясь на площадке.

Буря продолжалась весь день, вечер и всю ночь. Тюлень уже так привык к бесконечному натиску волн, что даже задремал. Но тут раздался страшный треск. Тюлень проснулся и поднял голову. Он увидел, как часть площадки, на которой он лежал, откололась от Айсберга и погрузилась в морскую пучину.

Площадка стала совсем маленькой и узкой, но Тюлень не покинул ее. Он продолжал сражаться с ветром и с волнами, настойчиво пытавшимися смыть его в Океан.

К утру все стихло.

4

Тюлень лежал обессиленный и разбитый на краешке небольшого выступа, который уцелел после бури.

– Теперь ты можешь плыть дальше, – сказал ему Айсберг. – Тебе больше ничто не угрожает.

Океан казался уставшим и тихим, и трудно было даже представить себе, каким он был всего несколько часов назад. Тюлень повернул голову и посмотрел на Айсберг. Он был восхищен его красотой. От Айсберга веяло ледяным холодом и ощущением вечности.

– Я еще никогда не чувствовал себя в такой безопасности, – тихо ответил ему Тюлень.

– Это временно, – повторил свои слова Айсберг. – Мы дрейфуем на юг.

– Всю свою жизнь я провел в борьбе и страхе, – сказал Тюлень. – На суше за мной охотились белые медведи. В воде меня пытались съесть касатки. Я устал от постоянной борьбы за свою жизнь.

 – Я не смогу защищать тебя долго. – сказал ему Айсберг. – Течение сильное. Когда меня не станет, ты окажешься там, где живут большие белые акулы.

Тюлень перевел свой взгляд на Океан, который все еще был мрачен после бури.

– В моей жизни нет никакого смысла, – неожиданно для самого себя сказал он. – Медведи, касатки, акулы. Сегодня или завтра. Все равно все закончится.

– Это только часть Истины, – еле слышно ответил ему Айсберг. 

– Это и есть Истина, – грустно вздохнул Тюлень. – И она заключается в том, что всякая жизнь заканчивается смертью.

– Есть вещи, которых мы не можем избежать, – ответил ему Айсберг.

5

Тюлень неподвижно смотрел куда-то в неведомую даль, туда, где небо соединялось с Океаном.

– Ты не поймешь меня, – сказал Тюлень. – Потому что ты не знаешь, что такое страх.

Айсберг молчал. Сквозь облака прорывались первые лучи солнца.

– Когда-то я был частью огромного Ледника. Шли годы, тысячелетия, и Ледник под действием своей тяжести сползал в Океан. Его части откалывались от единого целого и превращались в Айсберги. Они уплывали, подхваченные ветром и течением Океана. И вот однажды пришла и моя очередь. Как-то ночью, в полной тишине, я откололся от Ледника и рухнул в Океан. Сначала я провалился в черную бездну, но потом вдруг всплыл, перевернулся и отправился в путешествие. Я двигался все время на юг, к Экватору, туда, куда несло меня течение. Поначалу я ничего не замечал и мне казалось, что так будет всегда, я просто буду путешествовать по морям и океанам. Но через некоторое время я вдруг заметил, что размеры мои стали уменьшаться. И тогда я понял, что очень скоро все кончится: солнце и теплые воды Океана сделают свое дело и я растаю, растворюсь в Океане. Я понял, что это неизбежно.

Айсберг замолчал.

– Ты понял, что в твоей жизни нет никакого смысла? – спросил Тюлень.

– Моя жизнь – это только часть Истины.

– А в чем же другая часть Истины?

– В том, что скрыто от глаз.

– Или в том, что тебя больше не будет?

Айсберг ответил не сразу.

– Я буду, – сказал он. – Но буду частью Океана. Так же, как когда-то я был частью Ледника.

6

Тюлень ничего на это не ответил. Он долго молчал, потом огляделся вокруг. Водная гладь была чистой и ничто не выдавало в ней опасности.

– Я хочу, чтобы однажды ты увидел то, что скрыто от глаз.

Тюлень подполз к самому краю площадки, на которой он лежал и остановился.

Он немного подумал, еще раз огляделся по сторонам, а потом оттолкнулся передними ластами и соскользнул в воду головой вперед.

Оказавшись в воде, он по привычке осмотрелся, после чего вынырнул, набрал побольше воздуха и снова ушел под воду.

То, что он увидел, потрясло его. Вода была абсолютно чистой. Солнечные лучи проникали на большую глубину.

Глазам Тюленя открылось невероятное зрелище. Стена Айсберга, находившаяся под водой, была ярко-голубой и прозрачной. Она переливалась и сияла, как огромный волшебный кристалл.

Тюлень погружался все глубже и глубже, но подводная часть Айсберга была бесконечной. На большой глубине она стала заметно темнее, превратившись из ярко-голубой в темно-синюю, но по-прежнему оставалась такой же прозрачной и сверкающей от пробивавшихся сквозь толщу воды лучей.

Тюлень был словно заворожен увиденным и ему казалось, что он попал в какой-то другой, неведомый ему мир, мир совершенной чистоты и тишины. Та часть Айсберга, которая возвышалась над Океаном белоснежной ледяной горой, была совсем непохожа на ту ее часть, которая находилась под водой и сияла там, оставаясь невидимой, словно сказочный бриллиант, размеры которого были просто невероятными по сравнению с его надводной, видимой частью.

7

Когда воздух стал заканчиваться, Тюлень прислонился к холодной и скользкой стене Айсберга и стал подниматься наверх, так и не достигнув нижней кромки ледяного острова.

Вынырнув на поверхность, Тюлень немного отдышался и снова взобрался на небольшой выступ в виде ледяного козырька, на котором он пережил бурю.

Айсберг молчал. Прошло какое-то время, прежде чем Тюлень очень тихо сказал:

– Твоя невидимая часть несравнима по размерам и красоте с тем, что находится на поверхности. И она совершенно непохожа на то, что находится над водой.

– Это всего лишь невидимая часть Истины, – сказал Айсберг. – И она так же отличается от того, что мы способны увидеть.

– Я потрясен, – ответил ему Тюлень.

– В твоей жизни действительно нет никакого смысла, если рассматривать ее, как отдельное и ни с чем не связанное событие. Если думать, что она возникла случайно, сама по себе, где-то среди каменистых россыпей Алеутских островов, а потом также случайно оборвалась в пасти большой белой акулы у мыса Доброй Надежды.

Тюлень грустно посмотрел на Айсберг, который вдруг стал розовым и каким-то нереальным в лучах заходящего солнца, и ничего на это не сказал.

– Но если подумать о том, что ты – это всего лишь видимая, внешняя часть Жизни, у которой есть еще и невидимая, непостижимая часть, несравнимая по своим размерам и глубине с внешней, тогда все приобретает смысл.

– И в чем же он? – спросил Тюлень.

Но Айсберг ничего не ответил.

Тюлень глубоко задумался. Он смотрел, как над Океаном сгущаются сумерки. Потом, когда небо озарилось мириадами звезд, он заснул, не двигаясь с места.

Океан охранял его сон и покой.

олег массанчи

                                                                                                11.03.2021