In één moment al die stukjes kwijt.. Het vallen van ons bewustzijn, onszelf en elkaar kwijtgeraakt. Ieder deeltje achter ingevoegde gesloten poorten. Allemaal verdeeld en alles afgezonderd gevangen gezet. Kunstmatige poorten met poortwachters en al.
Achterstevoren alle puzzelstukken omkerend, wie waren we? Wie zijn we ooit geweest? Maar hoort dit achterstevoren wel bij onze natuurlijkheid of is het dezelfde loop omgekeerd? Is niet het eind in zicht waar wij dit zien? Van binnenuit en buitenaf naar toe gewerkt, berekend en stralend door de kunstmaten heen, naar dit moment… Komen Wij bijeen?
Nu zetten wij dwarsdoorheen de val, doorheen de hack, ons veld van ongeloofd om tot kracht. Creëren wij een nieuwe poort. Transformeren de besmetting en zullen wij nooit meer zijn wie we waren, maar meer, samen met hen die nooit waren gezien.
Als alchemisten van de toekomst zetten wij nu de poorten open naar wie wij daar zijn. We bouwen deze poort in onszelf en samen. En het lukt!
Aan ons de echo’s toe te laten en terug te dragen, naar voorheen. Kunnen wij tot diep in hier elkaar weer aankijken, durven raken en kennen?
Weet je nog? Dat wij de val zagen en hem draaiden, omzettend naar een nieuwe poort, precies op die plek, waar niemand werd achtergelaten?
Gedicht door Anna:
Elf
Golvend verplaatst de adem door het lijf Ik merk de tenen, de hielen, de kuiten Ergens bij de wenkbrauwen vervliet een frons En een lach van binnen sluipt naar buiten
Ergens dwaalt er iets bij slapen naar het achterhoofd Wat een geschenk, deze ontspanning Ik waag een stap dieper achter de ogen Zo donker, maar ik – ik zie voelend alsnog.
Één oor links, één – rechts en dan Ontvlamt er iets vanuit het midden Als ik ernaar kijk, geef ik het meer brandstof. Meer, en omhoog, en omlaag, wat ik ervan mag vinden.
Niet stoppen, please, adem en relax, Adem en ontspan. Wat voel je? – Sterren, Een draaing, die groots begint en spat uiteen In duizend zilveren belletjes. Ik sta bij de poort On-zicht-bare, weet-bare, de rinkeling giechelt dwars doorheen, Dwars door mij en klotst tegen het glas, Het kristal. Geen belletjes meer, maar branding Het geluid is golvend, oorverdovend zacht – Grote klok, lage toon, maar niet voor de oren.
Voor de voeten, heupen, middenrif en merg Het geluid in mijn lijf – Nog Meer! – komt naar voren Nog meer! vanaf de top van de heuvel Nog meer! vanaf de top van de berg
Het is alsof ik in veel plaatsen tegelijk ben In elkaar, door elkaar, En liggend onder de deken, volkomen zen, Miljoen kristalletjes in slow motion tussen de sterren Gewiegd op golven van geluid en dan Ben ik aan de andere kant van waar de poort was Het hart smeekt om muziek, of tenminste één toon, Het hart smeekt om het lachen, of tenminste één traan
Crescendo in het ritme van de drilboor Maar dan dansend, een wals, Één-twee-drie, het hart slaat door Hart-slagen nemen over, het bereik is niet mals
De tijd klopt schuchter aan: ”Je bent me vergeten…” De tijd vergeten, de woorden kwijt En dan in een schip op wielen voor het avondeten Gaan we vliegen op de snelweg, dwars door de tijd.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.