President benoemt belangrijke uitdagingen (1961)

In januari 1961 geeft President Eisenhower een bijzondere toespraak, een afscheidsrede als President. Daarin benoemt hij onder andere zeer belangrijke uitdagingen voor de Verenigde Staten (en breder) in de jaren 60 van de twintigste eeuw. En die zijn er nog steeds. In zijn speech gebruikt hij woorden “ernstig”, “zorgwekkend”, “waakzaam zijn”.  

Dit zijn zijn observaties over de macht van de militaire-industriële complex, over de opkomst van de wetenschappelijk-technologische elite en de noodzaak en staatskunde om balans in belangen te behouden en een brede dialoog, ook internationaal, op basis van gelijkwaardigheid mogelijk te maken.

Over militaire-industriële complex

Deze combinatie van een immens militair establishment en een grote wapenindustrie is nieuw in de Amerikaanse ervaring. De totale invloed – economisch, politiek, zelfs spiritueel – wordt gevoeld in elke stad, elk overheidsgebouw, elk kantoor van de federale overheid. We erkennen de dringende noodzaak van deze ontwikkeling. Toch moeten we niet nalaten de ernstige implicaties ervan te begrijpen. Ons hard werken, onze grondstoffen en levensonderhoud zijn allemaal betrokken; en ook is de hele structuur van onze samenleving.

In de regeringsraden moeten we waken voor het verwerven van ongerechtvaardigde invloed door het militair-industriële complex, gezocht of niet. Het potentieel voor de rampzalige opkomst van misplaatste macht bestaat en zal blijven bestaan.

We mogen het gewicht van deze combinatie nooit onze vrijheden of democratische processen in gevaar laten brengen. We mogen niets als vanzelfsprekend beschouwen. Alleen een alerte en goed geïnformeerde burger kan de juiste vermenging van enorme industriële en militaire defensiemachines met onze vreedzame methoden en doelen afdwingen, zodat veiligheid en vrijheid samen kunnen gedijen.

Over de wetenschappelijk-technologische elite

Verwant aan en grotendeels verantwoordelijk voor de snelle veranderingen in ons industrieel-militaire vermogen, is de technologische revolutie van de laatste decennia. Wetenschappelijk onderzoek is de hoeksteen van deze revolutie; en dit onderzoek wordt steeds formeler, complexer en kostbaarder. Een steeds groter deel van het onderzoek gebeurt voor de overheid, door de overheid of in opdracht van de overheid.

Vandaag de dag, is de eenzame uitvinder die knutselt in zijn werkplaats, overschaduwd door task forces van wetenschappers in laboratoria en instituten. Op dezelfde manier heeft de vrije universiteit, historisch de voorhoede van vrije ideeën en wetenschappelijke doorbraken, een omwenteling ondergaan in de organisatie van onderzoek. Vanwege de immense kosten van onderzoek wordt het binnenhalen van een overheidscontract het substituut voor intellectuele nieuwsgierigheid. […] Alomtegenwoordig en zeer zorgwekkend is de trend dat onze wetenschappers grotendeels werken bij overheidsinstituten en goeddeels afhankelijk raken van overheidsgeld, projectallocatie en de macht van het geld. […]

Het vooruitzicht van overheersing van de geleerden van de natie door federale werkgelegenheid, projecttoewijzingen en de macht van geld is altijd aanwezig en moet ernstig worden beschouwd.

Maar als we wetenschappelijk onderzoek en ontdekkingen respecteren, zoals we zouden moeten, moeten we ook alert zijn op het even grote en tegengestelde gevaar dat de openbare orde zelf de gevangene wordt van een wetenschappelijk-technologische elite.

Over lange termijn denken en grondstoffen

Een andere factor bij het handhaven van het evenwicht is het element tijd. Terwijl we in de toekomst van de samenleving kijken, moeten wij – jij en ik, en onze regering – de impuls vermijden om alleen voor vandaag te leven, en voor ons gemak en comfort de kostbare hulpbronnen van morgen te plunderen. We kunnen de materiële bezittingen van onze kleinkinderen niet verpanden zonder het risico te lopen ook hun politieke en spirituele erfgoed te verliezen. We willen dat de democratie blijft bestaan voor alle toekomstige generaties, niet om het failliete spook van morgen te worden.

Over vrede, ontwapening, gelijkwaardigheid en breed dialoog

Langs de lange weg van de geschiedenis die nog moet worden geschreven, weet Amerika dat deze wereld van ons, die steeds kleiner wordt, moet vermijden een gemeenschap van vreselijke angst en haat te worden, en in plaats daarvan een trotse confederatie van wederzijds vertrouwen en respect moet zijn.

Zo’n confederatie moet er een van gelijken zijn. De zwaksten moeten met hetzelfde vertrouwen naar de vergadertafel komen als wij, beschermd als we zijn door onze morele, economische en militaire kracht. Die tafel, hoewel getekend door vele frustraties uit het verleden, kan niet worden verlaten leidend naar de zekere kwelling van het slagveld.

Ontwapening, met wederzijdse eer en vertrouwen, is een voortdurende noodzaak. Samen moeten we leren hoe we verschil kunnen maken, niet met wapens, maar met intellect en een eervol doel. Omdat deze behoefte zo scherp en duidelijk is, moet ik bekennen dat ik met een duidelijk gevoel van teleurstelling mijn officiële verantwoordelijkheden op dit gebied neerleg. Als iemand die getuige is geweest van de verschrikkingen en het aanhoudende verdriet van oorlog – als iemand die weet dat een nieuwe oorlog deze beschaving, die duizenden jaren zo langzaam en pijnlijk is opgebouwd – volledig zou kunnen vernietigen – zou ik vanavond willen zeggen dat er een blijvende vrede is in zicht.

Gelukkig kan ik zeggen dat oorlog is vermeden. Er is gestaag vooruitgang geboekt in de richting van ons uiteindelijke doel. Maar, er moet nog zoveel gebeuren. Als burger zal ik nooit ophouden al het mogelijke te doen om de wereld op die weg vooruit te helpen.

Farewell Address – January 17, 1961 by Dwight David Eisenhower (full text + mp3)

https://www.americanrhetoric.com/speeches/dwightdeisenhowerfarewell.html

Dwight D. Eisenhower, official photo portrait May 29 1959

=========== =======================

About military-industrial complex

This conjunction of an immense military establishment and a large arms industry is new in the American experience. The total influence-economic, political, even spiritual-is felt in every city, every state house, every office of the Federal government. We recognize the imperative need for this development. Yet we must not fail to comprehend its grave implications. Our toil, resources and livelihood are all involved; so is the very structure of our society.

In the councils of government, we must guard against the acquisition of unwarranted influence, whether sought or unsought, by the military-industrial complex. The potential for the disastrous rise of misplaced power exists and will persist.

We must never let the weight of this combination endanger our liberties or democratic processes. We should take nothing for granted only an alert and knowledgeable citizenry can compel the proper meshing of huge industrial and military machinery of defense with our peaceful methods and goals, so that security and liberty may prosper together.

About scientific-technological elite

Akin to, and largely responsible for the sweeping changes in our industrial-military posture, has been the technological revolution during recent decades.

In this revolution, research has become central; it also becomes more formalized, complex, and costly. A steadily increasing share is conducted for, by, or at the direction of, the Federal government.

Today, the solitary inventor, tinkering in his shop, has been over shadowed by task forces of scientists in laboratories and testing fields. In the same fashion, the free university, historically the fountainhead of free ideas and scientific discovery, has experienced a revolution in the conduct of research. Partly because of the huge costs involved, a government contract becomes virtually a substitute for intellectual curiosity. For every old blackboard there are now hundreds of new electronic computers.

The prospect of domination of the nation’s scholars by Federal employment, project allocations, and the power of money is ever present and is gravely to be regarded.

Yet, in holding scientific research and discovery in respect, as we should, we must also be alert to the equal and opposite danger that public policy could itself become the captive of a scientific-technological elite.

About long term thinking and resources

Another factor in maintaining balance involves the element of time. As we peer into society’s future, we-you and I, and our government-must avoid the impulse to live only for today, plundering, for our own ease and convenience, the precious resources of tomorrow. We cannot mortgage the material assets of our grandchildren without risking the loss also of their political and spiritual heritage. We want democracy to survive for all generations to come, not to become the insolvent phantom of tomorrow.

About peace, disarmament, equality and mutual dialogue

Down the long lane of the history yet to be written America knows that this world of ours, ever growing smaller, must avoid becoming a community of dreadful fear and hate, and be, instead, a proud confederation of mutual trust and respect.

Such a confederation must be one of equals. The weakest must come to the conference table with the same confidence as do we, protected as we are by our moral, economic, and military strength. That table, though scarred by many past frustrations, cannot be abandoned for the certain agony of the battlefield.

Disarmament, with mutual honor and confidence, is a continuing imperative. Together we must learn how to compose difference, not with arms, but with intellect and decent purpose. Because this need is so sharp and apparent I confess that I lay down my official responsibilities in this field with a definite sense of disappointment. As one who has witnessed the horror and the lingering sadness of war-as one who knows that another war could utterly destroy this civilization which has been so slowly and painfully built over thousands of years-I wish I could say tonight that a lasting peace is in sight. Happily, I can say that war has been avoided. Steady progress toward our ultimate goal has been made. But, so much remains to be done. As a private citizen, I shall never cease to do what little I can to help the world advance along that road.